Voortplanten reeën

Bijgewerkt: 2025-02-24T18:05:00+01:00

Afbeelding: Beslaan van Reegeit door Reebok


De voortplantcyclus van een ree duurt bijna twee jaar. Vanaf het moment van de bevruchting tot het geslachtsrijp worden van het reekalf.

In juli begint de voortplanting met de paartijd die tot half augustus duurt. Deze periode wordt de bronst genoemd.

Dit geldt niet voor elke reegeit. Die reegeiten die in de bronst nog niet vruchtbaar waren zijn soms ook na de bronst bereid te paren. Sommige reebokken kunnen dat, gezien de hormoonspiegel, tot begin november doen. Dat paren na de feitelijke bronst wordt nabronst genoemd.

De reebok is vruchtbaar op basis van hormonen die een relatie lijken te hebben met de teelbal-activiteit en de ontwikkeling van het gewei.

Afbeelding: Geweiontwikkeling, teelbalactiviteit, hormoonspiegel

Afb. Geweiontwikkeling, teelbalactiviteit, hormoonspiegel


Vruchtbaar wordt een reegeit(kalf) als zij een levend-gewicht bereikt van 11 kilo. Dergelijke reegeiten zijn soms nog in die herfst bij het begin van de bronst direct tot paren bereid. Andersom kan het ook zijn dat een reegeit door omstandigheden pas na de bronst vruchtbaar worden. Voorbeelden vooromstandigheden zijn het laat krijgen van reekalveren of laat geslachtsrijp worden. ook dan is er kans op nabronst.

In de bronst zoekt de reegeit de reebok op en gaat daarvoor soms ver buiten haar leefgebied. Waarna de reebok de reegeit minuten lang kan achtervolgen (drijven) en er kringen in de vegetatie ontstaan. Uiteindelijk wordt er dan gepaard, vindt de bevruchting plaats en begint de draagtijd van het ree.

Na enkele dagen komen de bevruchte eicellen in de baarmoeder en begint een vier en een halve maand durende periode waarin de vruchten weinig groeien, de vertraagde implantatie. Vanaf midden december volgt dan de ontwikkeling tot reekalveren.

 

Uniek voor hertachtigen, bij reeën, is de heel langzame ontwikkeling van de vrucht in de eerste maanden. De vertraagde implantatie, kiemvertraging of diapauze is een boeiend biochemische verschijnselen in de natuur rond de zeer jeugdige eicel in de reegeit. Het is een natuuroplossing om te overleven tijdens barre klimatologische omstandigheden.

Je weet vast waar het bij de voortplanting om gaat: de reegeit wordt gedekt door de reebok. In de reegeit zijn de eitjes uit de eierstok door de eisprong of ovulatie loskomen en door capillaire zuiging op reis door de eileiders.

Door het dekken komen de zaadcellen (spermatozoïden) bij de reebok los en wringelen zich via de vagina en de tweehoornige baarmoeder (uterus) van de reegeit naar de eileiders. De miljoenen zaadcellen ontmoeten bij hun opmars de eicellen in de eileiders.

Zij gaan daar met hun kopjes op staan met de staart omhoog. Iedere zaadcel probeert door de eicelwand heen te dringen en scheidt daarbij een stof af, die de wand doorlaatbaar maakt. Tenslotte ziet één zaadcel kans door de eicelwand heen te komen en met de kern van de eicel te versmelten. De feitelijke bevruchting. Bij die ene zaadcel per eicel blijft het. Door verharding van de eicelwand, misschien ook chemisch, wordt de toegang geblokkeerd.

De bevruchte eicel is het eerste stadium van nieuw leven, de embryo.

De embryo's reist naar de baarmoeder en komen in het uiteinde van een baarmoederhoorn. De eicel is dan al gegroeid van één naar 20 á 30 cellen, de morula.

Bij het ree gebeurt er dan iets bijzonders er treed een vertraging op in de ontwikkeling. De embryo is kleiner dan één millimeter en nestelt zich niet in. Het ontwikkelt zich in de periode augustus tot december tot een embryo van circa honderd cellen (kiemblaasje). Eind december begint dan een snelle groei van tussen de tien en vijfentwintig dagen waarin de cel zich hecht aan de baarmoederwand en de feitelijke ontwikkeling tot een foetus en reekalf begint. Bij deze ontwikkeling spelen de gele lichamen (corpora lutea) die overblijven na de eisprong hoogst waarschijnlijk een rol. Ze blijven namelijk in tegenstelling tot andere dieren groot en zichtbaar gedurende de periode dat de ontwikkeling van de vrucht vertraagd is.*

Hoe dan?
Bij de zoogdieren nestelt de vrucht zich in de baarmoederwand doordat vanuit het kiemblaasje de moederkoek (placenta) begint te ontwikkelen die zich nestelt in de baarmoederwand. Bij reeën gebeurt dit pas na ongeveer vijf maanden. In de tussentijd verblijft het in een melkachtige baarmoedervloeistof. Voor 1990 dacht men dat dit werd veroorzaakt doordat het hormoon prolactine ontbreekt.** En dat dit misschien beïnvloed werd door lichamelijke veranderingen van de reegeit onder invloed van licht (foto-periodiciteit) of het verminderde ultraviolet-gehalte van het zonlicht.** Men heeft ontdekt dat de 'communicatie' tussen embryo en moederlichaam tot stand komt door een eiwit dat de vrucht maakt.

In diezelfde periode is onderzoek verricht naar de theorieën dat fotoperiodiciteit invloed heeft op hormoonproductie en of die hormoonspiegel de groei van het prille leven ingang zet. Uit de onderzoeken is gebleken dat de fotoperiodiciteit geen invloed heeft op de hormoonspiegels en dat de hormoon hoeveelheid pas toeneemt nadat de vrucht begint te groeien en de 'communicatie' met het moederlichaam is gestart.*

'Communicatie'
Rond 1990 is ontdekt dat vanuit het buitenste laagje cellen van het embryo, dat uiteindelijk de moederkoek (placenta) vormt, een signaal (RNA), wordt afgegeven dat er voor zorgt dat het embryo het eiwit Pregnancy Associated Glycoproteïne (PAG) afscheid. PAG wordt 'opgevangen' door ontvangers (receptoren) in het baarmoederslijmvlies. Dat signaal zorgt er voor dat het moederlichaam hormonen begint te vormen* die een versnelling van de groei van het embryo ingang zet. De vrucht gebruikt de uitwisseling van PAG's en hormonen om de placenta te ontwikkelen. Die zich vervolgens verbindt met de baarmoederwand. Niet lang na deze ontdekking ontdekte men het dat het een voor het ree specifiek eiwit is, het roe deer Pregnancy Associated Glycoproteïne (rdPAG).

Daarmee is het nog niet duidelijk wat ervoor zorgt dat dit pas in december plaatsvindt. Onderzoekers* gaan er vanuit dat embryonale programmering hiervoor zorgt. Men denkt dat het embryo een ingebouwde klok heeft die de binnenste celmassa activeert om rdPAGs aan te maken. De vraag is dan hoe werkt die klok? Wie of wat is dan de wekker? Dat is nog niet duidelijk.

Het is nog steeds mogelijk dat factoren om het embryo heen ervoor zorgen dat het embryo geen 'communicatie' kan opzetten met het moederlichaam. Meer waarschijnlijk is het dat het embryo in het stadium voor het kiemblaasje nog niet instaat is het signaal (RNA) af te geven. Het groeit immers, langzaam. Wat zorgt er nu voor dat het embryo zich vertraagd ontwikkeld van 30-cellig stadium tot 100-cellig stadium. De onderzoekers van Universiteit Aberdeen schrijven dat na een lichte stijging van progesteron in augustus de hormoonspiegel daalt tot een niveau net voldoende om de cel in leven te houden. Is dat de oorzaak? Wat veroorzaakt dan die verlaagde hormoonspiegel? Er is nog veel te onderzoeken.

* A pregnancy-associated glycoprotein (PAG) unique to the roe deer and its role in the termination of embryonic diapause and maternal recognition of pregnancy, School of Biological Sciences, University of Aberdeen
** Capreolus, 2000, Auteur: Wil Huygen

Afbeelding: Reegeit in verwachting


Als begin augustus de bronst van het ree voorbij is begint de tijd dat de reegeit 'in verwachting' is, de draagtijd.

Deze draagtijd duurt ongeveer tien maanden (293 dagen +/- 7 dagen*)

Uit onderzoek is gebleken dat de reegeit die voor de eerste keer een vrucht draagt een kortere draagtijd kan hebben (280 dagen) en de ervaren reegeit wel tot 312 dagen het reekalf draagt. De verklaring zit hoogstwaarschijnlijk in het moment van vruchtbaar worden.

Eind december begint de snelle groei van het embryo. In een periode van tussen 10 en 25 dagen hecht het embryo zich aan de baarmoederwand en de moederkoek begint te groeien. De moederkoek zorgt voor het transport van zuurstof en voedsel naar de embryo's. Naarmate het embryo groter wordt komt het los in de baarmoeder te liggen voorzien van een navelstreng en omhuld door vruchtwater en een vruchtvlies. Dat vlies bevat het vruchtwater waar het embryo in zweeft en dat een zekere bescherming biedt tegen stoten van buitenaf.

* The pre-oestrus signal, variations in pregnancy length and photoperiod manipulation of pregnant roe deer does, Department of Zoology, University of Aberdeen

De reekalveren worden van april tot juli geboren. Dat krijgen van een reekalf noemen we zetten. Uit onderzoek blijkt dat het eerste reekalf eind maart gevonden kan worden.

Grafiek: Reekalf markeringen (Oostenrijk)

Grafiek: Reekalf merkmomenten (Oostenrijk)

De plaats waar de reegeit het reekalf in het leefgebied zet is door de reegeit bepaald. Gedurende drie weken trekt de reegeit zich terug en verdrijft ze andere reeën uit het gebied. Soms overlappen de gebieden waar reegeiten hun reekalf zetten. In dat geval zijn de reegeiten meestal naaste familie.

Kenmerken van de 'kraamkamer' van het ree zijn dat het vaak een beschutte plek is met een bosrand en ondergroei zoals struiken of het is een knie hoge vegetatie zoals een hooigrasland met ruigte kruiden. Uit verschillende studies is gebleken dat in gebieden die alleen bestaan uit bomen veel minder reekalveren worden gevonden als in die leefgebieden waar bossen en kruidachtige vegetaties elkaar afwisselen. De overlevingskans in deze afwisselende gebieden wordt sterk beïnvloed door maaien en het voorkomen van maaislachtoffers.

Na de geboorte wordt het reekalf door de reegeit droog gelikt en de geboorteplek zorgvuldig schoongemaakt. Dat doet ze onder andere door de nageboorte op te eten. Men vermoedt dat de reegeit dit doet om zo weinig mogelijk geur achter te laten.

Afbeelding: Reekalf liggend in de ruigte

Als het reekalf geboren is is het dagelijks contact tussen reegeit en reekalf beperkt tot het melk drinken en de ontlasting stimuleren het zogenoemde zogen.

Het pasgeboren reekalf vindt in korte tijd de tepels. Het zogen gebeurt diverse malen per dag en duurt in het begin niet langer dan een minuut.

De melk van het ree heeft een aanzienlijk hoger vetgehalte dan koemelk. De samenstelling veranderd gedurende de periode dat de reegeit de melk geeft, de lactatieperiode. De melk van reeën lijkt nog het meest op de melk van geiten. Die kennis wordt door reeënopvangcentra gebruikt. Tijdens het zogen wordt de anaalstreek en de buik van het reekalf door de reegeit gelikt. Hierdoor wordt de afscheiding van ontlasting opgewekt. De ontlasting wordt in de eerste dagen door de reegeit opgegeten.

Het enkele minuten zogen wordt in enkele maanden wel een halfuur, waarbij het in die tijd ook likt aan de omgeving zoals strooisel, aarde, bast van bomen. Na een week knabbelt het al aan planten. Dit 'snoepen' zal het jonge ree gedurende het hele leven blijven doen om het juiste voedsel te selecteren.

Elk reekalf ontwikkelt zich snel en verliest in ongeveer 10 weken de kenmerkende bambi-look van schutkleuren. De reekalveren gaan al even snel over op zelf gevonden voedsel. Veel sneller als bijvoorbeeld de kalveren van edelherten.

In enkele weken veranderd ook het achterlaten door de reegeit en drukken door het reekalf naar kort vluchten en heimelijk wegsluipen, een kenmerkend gedrag van reeën. De relatie van het reekalf met de zogende reegeit is dan stabiel. Het reekalf is aan het opgroeien tot volwassen ree en leert omgaan met extreem weer, predatie en menselijke activiteiten zoals verkeer en landbouw.

Foto: Reegeit met twee kalveren waarvan de stippen in de vacht inmiddels zijn verdwenen

Bij hoefdieren die in grote groepen in hun leefgebied rondtrekken zoals edelherten, leren moeder en kind elkaar in korte tijd kennen. Waarna het jonge dier al snel met de kudde mee trekt. Bij andere zoogdieren worden de jongen nog niet volledig toegerust, vaak in een hol of nest, geboren. Het ree zit hiertussen in.

In de eerste weken leeft het reekalf vanuit een schuilplaats. Die levensfase van geboorte tot volgen van de reegeit duurt ongeveer drie weken. Gedurende die eerste weken is verstoppen en drukken de manier waarop het reekalf zich tegen gevaar beschermd. En om aan drinken te komen maken ze geen onderscheid tussen de eigen moeder en andere dieren. Dat leidt tot verassende taferelen. Reegeiten zijn daarbij ook niet moeilijk en zijn, tot in de derde week, bereid een vreemd reekalf onder hun hoede te nemen. Tijdens deze periode kan een reekalf van moeder wisselen. Zo kan er een reegeit met vier reekalveren worden gezien die van duidelijk verschillende leeftijd zijn. Na die drie welken is de relatie tussen het jong en de ouder stabiel en begint de 'opvoeding' van de reekalveren.

Het reekalf bepaalt zelf waar ze verborgen is. Dat is vaak onder struiken of in lang gras. De reegeit weet wel waar zij haar kits heeft achtergelaten maar weet niet waar ze liggen. Hoort het reekalf de reegeit of iets anders wat daarop lijkt dan meldt het reekalf zich bijvoorbeeld om te drinken. Dat melden kan het uitstoten van geluiden zijn; het zogenaamde fiepen. Meestal komen er dan één of twee jonge reeën tevoorschijn maar soms dus ook drie of meer. Dagelijks zijn de reegeit en het reekalf maar gedurende een korte tijd bij elkaar. Hoewel de band moeder en kind sterker wordt gedurende die eerste weken wordt het reekalf ook steeds zelfstandiger. Zo zie je de reegeit regelmatig alleen of met maar één kalf. Dat komt omdat elk reekalf veel tijd aan rusten besteed en een iets ander dagritme heeft. Als het reekalf een leeftijd van ca. 10 weken heeft bereikt is het dagritme gelijk. Het reekalf komt dan ook steeds vaker in contact met andere reeën. Het reekalf vormt zo met de andere reeën een sprong en kan opgroeien tot volwassen ree. Het dier is daardoor minder kwetsbaar. Als het reekalf een half jaar oud is wordt het zogen duidelijk minder tot het helemaal stopt. Het reekalf is dan al vrij zelfstandig en het gedrag lijkt op dat van volwassen reeën. Spelenderwijs wordt allerlei gedrag eigen, zoals imponeren, dreigen en het tonen van onderdanigheid.

De relatie in de sprong duurt tot in het volgende voorjaar de reegeit weer een reekalf gaat zetten. Als eerste verbreekt het reebokkalf, dat op dat moment bijna één jaar oud is, de band met de sprong. De jaarling verdwijnt uit het leefgebied van de sprong en zwerft rond op zoek naar een eigen territorium. Daarbij wordt deze afhankelijk van zijn conditie wel of niet gedoogd in het territorium van andere reebokken. Het reegeitkalf en de territoriale reebok worden door de reegeit verlaten die dan de 'kraamkamer' opzoekt om de volgende generatie reeën te zetten.

Het ree heeft optimale leefomstandigheden in de herfst nodig.

De kwaliteit van de leefomstandigheden van augustus tot december is van doorslaggevende betekenis in de ontwikkeling van het ree. We zien dit aantoonbaar terug in het hele leven van het ree. Zo heeft het bijvoorbeeld invloed op de ontwikkeling van het embryo via foetus tot reekalf. Ook is vastgesteld dat als het reekalf in de herfst geen gewicht van 12,5 kg heeft, het een achterstand in reserves krijgt die het dier minder weerbaar maakt in de strijd om het bestaan. Als er geen betere omstandigheden in de nazomer en herfst komen blijft het dier achter bij het ree dat in een beter habitat leeft.

Gebleken is dat als een reekalf het ideaal gewicht niet heeft bereikt er 50% kans is dat het overlijdt als gevolg van wintersterfte. In de winter is namelijk slecht verteerbaar voedsel er de oorzaak van dat de opgenomen energie minder is dan het energieverbruik.

Een normaal ontwikkeld ree is op de leeftijd van één jaar geslachtsrijp. Het ree kan dan deelnemen aan de voortplanting.

Een slecht ontwikkelde reegeit wordt soms pas na de bronst geslachtsrijp en in de na-bronst gedekt of slaat een jaar over. Het komt ook voor dat bij een reegeitkalf een embryo in de baarmoeder wordt aangetroffen. Dit komt omdat het reegeitkalf in de perfecte omstandigheden al in de herfst vruchtbaar wordt en in de na-bronst kan worden beslagen. Hierdoor wordt aangenomen dat ook het reebokkalf al in de herfst vruchtbaar kan zijn. Zeker is dat als hij één jaar is gaat deelnemen aan de voortplanting. Waarbij hij voor de paring niet veel kans krijgt van de oudere bokken als de leefomstandigheden in de herfst slecht waren.

Op een leeftijd van twee jaar is een ree ook lichamelijk volwassen. De omvang en het gewicht kunnen dan op basis van de omstandigheden in de herfst nog toe nemen tot op een leeftijd van ongeveer vijf jaar. Daarna is het dier niet alleen lichamelijk volwassen maar ook een representatie van het landschap waarin het ree is groot geworden.

Tekening: Reegeit met twee reekalfjes met stippen in de vacht.

Reeën zorgen voor verrassingen en het krijgen van inzichten. Zo werd gedurende 10 jaar in Neder-Oostenrijk een reekalfmerk- en terugmeldproject uitgevoerd, dat er voor zorgde dat een zeer groot aantal reekalveren individueel te onderscheiden waren. De feedback over het verdere lot van deze reeën leidde tot zeer onthullende en soms verbazingwekkende bevindingen. Prof. Dr. Friedrich Reimoser, Ing. Josef Zandl en Daniel Winkler van het Research Institute of Wildlife Ecology van de Universiteit voor Diergeneeskunde Wenen vatten de resultaten samen. KcR vertaalde de inhoud en voegde daaran nieuwe bevindingen toe.

Om een aantal belangrijke vragen over reeën te verduidelijken is individuele identificatie van reeën in een zinvolle steekproef het middel bij uitstek. Dit resulteert bijvoorbeeld in exacte uitspraken over de geslachtsverhouding op het moment van zetten, over het gebruik van ruimte en sociale structuur, over de verschillende doodsoorzaken en de nauwkeurigheid van leeftijdsbepaling met conventionele methoden.
In een uitgebreid onderzoek werden in de loop van tien jaar in 14 Neder-Oostenrijkse districten in totaal 4026 reekalfjes gelabeld met oormerken.

(Als een ree als reekalf is gelabeld, is het onmiskenbaar gemerkt. Herkomst en leeftijd zijn dan bekend.)

Anno 2001, twaalf jaar na de voltooiing van het reeënmerk- en terugmeldproject was verdere feedback door het bemachtigen of vinden van reeën met een merk uit dit project niet langer te verwachten, zodat de definitieve resultaten van het project dat gezamenlijk is uitgevoerd door het Landes Jagdverband Niederösterreich en het Forschungsinstitut für Wildtierkunde und Ökologie beschikbaar zijn gekomen.
Om reekalveren te kunnen merken, moet je ze in de eerste twee weken van hun leven vinden. Daarna worden ze te mobiel en kunnen ze niet meer worden gepakt. De merkmomenten geven dus ook een goed overzicht van de duur van de geboorteperiode (zettijd) van reeën in het wild.

Lange geboorteperiode
De vroegste dag van merken in de 10 geboorteperioden was 22 maart, de laatste merk plaatsing was op 24 augustus. 98,7% van alle reekalfjes werd echter gemerkt in de maanden mei en juni, waarbij verreweg het grootste aandeel, 70,6%, viel tussen 21 mei en 10 juni (zie figuur 1). De geboorte kan op, gemiddeld, ongeveer een week voor het merk aanbrengen worden geaccepteerd.
Absoluut verbazingwekkend is de lange periode van ongeveer 5 maanden waarin de reekalveren worden gezet. Het duurde van maart tot augustus!
Over meer dan 634 gemerkte reeën kwam feedback. Dit komt overeen met een responspercentage van 15,7%. Dit percentage ligt iets boven het gemiddelde in vergelijking met andere Europese projecten waarin reeën zijn gemerkt.

Jong dood
34,8% van de gelabelde reeën werd gevonden als valwild of gedood voordat hun eerste levensjaar was voltooid (zie "K" voor "kalveren" in Tabel 1). Slechts 4,8% van de gemelde reeën was 6 jaar of ouder (zie tabel 1). Onder deze oudere reeën overheersten de geiten duidelijk met 73% tegenover de bokken met 27%. Het oudste gemelde ree was een vrouwtje (geit) van 13 jaar, het oudste mannetje (bok) was 9 jaar oud.

De geslachtsverhouding van de reekalfjes bij het aanbrengen van de merken was bijna in evenwicht: ongeveer 51% waren reebokkalveren, 49% waren reegeitkalveren.
Daarentegen was het aandeel bokken in de teruggemelde reeën totaal 58% (zie tabel 1). Waarvan tussen 59 en 73% een leeftijd van één tot vijf jaar had en de reekalveren en oudere reeën minder dan 50% was (zie tabel 1).

(In het bos worden reekalveren gevonden op plaatsen die beschermd zijn tegen zicht en weer.)

Doodsoorzaken
9,3% van de gemelde reeën werd gedood door maaiers, 20,3% werd slachtoffer van het wegverkeer, 51% werd doodgeschoten en van 19,3% (overig gevallen wild) was geen doodsoorzaak bekend (zie figuur 2).
Maaimachines waren niet alleen de doodsoorzaak voor reekalfjes, maar ook in enkele gevallen bij meerjarige exemplaren. Vooral één- en tweejarigen werden het slachtoffer van het wegverkeer (zie tabel 1). De reden: ten eerste komen ze vaker voor in de populatie als meerjarige dieren, en ten tweede - de belangrijkste reden - deze leeftijdsgroep migreert veel.

Reisbehoefte
De migratieafstand van de reeën van de plaats van merken tot de plaats waar ze zijn gedood of gevonden is, in slechts 20% van de gevallen, meer dan een kilometer in vogelvlucht (zie figuur 3). 2,1% van de reeën migreerde verder dan 20 kilometer. De langste afstanden werden afgelegd door een bok met 43 kilometer en een ree met 64 kilometer!

(Tussen oud gebladerte en verse varens schittert alleen het witte oormerk omdat camouflage kleuring van reekalfjes perfect is. Als een verdere strategie om roofdieren te vermijden, geven ze in de eerste dagen van hun leven heel weinig geur af.)

Hoe oud precies?
Om de werkelijke leeftijd van elk ree te bepalen, aan de hand van slijtage van tanden in de onderkaak, zijn tests uitgevoerd door ervaren keurmeesters van (jacht)trofeeën. Er waren 126 onderkaken aanwezig. 41 onderkaken werden onderzocht door 77 mensen, de overige 85 kaken door ten minste 18 mensen, wat resulteerde in een totaal van 5658 geschatte gevallen.
De nauwkeurigheid van de schattingen daalde van 79% voor stukken van één jaar oud tot 27% voor stukken van zes jaar en ouder (zie tabel 2). Als een schattingsfout van plus of min één jaar wordt getolereerd, was het trefferpercentage 98% voor eenjarige reeën, 87% voor tweejarigen, 75% voor vierjarigen en 64% voor zesjarigen en ouder. Dienovereenkomstig is het aandeel schattingsfouten in de leeftijdsgroep van 2 of meer jaar gestegen tot 36% voor de oude reeën (zie tabel 2).

Reeën: verschillende landen, verschillende gebruiken!
– Resultaat van een internationale studie.

Het grote aantal gemerkte dieren uit verschillende regio's maakt een goed inzicht mogelijk in het aanpassingsvermogen van de reeën. Het merken van reekalveren geeft inzicht in de dynamiek en gedragspatronen van de reeënpopulatie, die op hun beurt een regionaal aangepast beheer mogelijk maken. Het labelen van reekalveren met oormerken is een eenvoudige, goedkope en gevestigde methode om diepgaand inzicht te krijgen in het aanpassingsvermogen van reeën.

Uit de evaluatie van gemerkte reekalveren in Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk blijkt dat het gedrag en de ecologie van reeën sterk kunnen verschillen van regio tot regio.

Labelen met oormerken van reekalveren bestaat al meer dan honderdtien jaar. De eerste projecten begonnen om meer te weten te komen over de inheemse reeën. Tegenwoordig wordt het ree beschouwd als een van de best onderzochte inheemse wilde diersoorten, en veel vondsten komen van de merk- en terugmeldonderzoeken. In de studies die wij vertaalden is informatie van 11.362 reekalveren gebruikt die tussen 1980 en 1999 in Neder-Oostenrijk, Baden-Württemberg en verschillende kantons van Zwitserland waren gemerkt om regionale verschillen in geboorteperiode, ruimtegebruik en doodsoorzaken te identificeren.

Lange geboorteperiode
De geboortedatums vertonen een hoge synchroniciteit, aangezien meer dan 95% van de reekalveren in de maanden mei en juni werd gemerkt. Maar er was ook een grote tijdsspanne, want het eerste reekalf werd in maart geboren (gezet) en de laatste in augustus. De gemiddelde datum van merk aanbrengen was in Zwitserland aanzienlijk later dan in Neder-Oostenrijk en Baden-Württemberg. Dit kan worden verklaard door het merken op hogere hoogteniveaus waar de later vegetatieontwikkeling de laat geboren reekalveren instaat stelt te overleven. De grote tijdspanne van geboortes en de vegetatieontwikkeling maakt dat de reeën in de best mogelijke omstandigheden overleven – in dit geval de hoge voedingswaarde in de planten.

Klein leefgebied
De migratieafstand van de reeën vanaf het punt van merk aanbrengen tot de plaats van overlijden was hemelsbreed minder dan 5 km in meer dan 80% van de gevallen, wat de hoge mate van locatietrouw van de reeën bevestigd. De gevonden afstanden komen overeen met de afstand (hemelsbreed) tussen de locatie van merk aanbrengen en de waarneming van het gemerkte dier. De werkelijk afgelegde afstand wordt onderschat. In tegenstelling tot Neder-Oostenrijk en Baden-Württemberg werd meer dan de helft van de reeën in Zwitserland verder dan een kilometer van hun merklocatie gevonden. Hier speelt de grote variatie in het terrein met diepe dalen en hoge bergen een belangrijke rol. In de winter migreren reeën bijvoorbeeld naar lagere hoogten om hoge sneeuw te vermijden om in het voorjaar de vegetatieontwikkeling naar de grotere hoogten te volgen. Als gevolg hiervan hebben reeën die op die grote hoogte zijn gemerkte - wat veel Zwitserse reeën waren - langere gemiddelde afstanden dan dieren op lagere hoogten. Individuele reeën reisden echter zoals we al eerder konden lezen ver. De records tijdens de onderzoeksperiode waren 64 km (reegeit, Neder-Oostenrijk), 43 km (reebok, Neder-Oostenrijk), 50 km (reegeit, Baden-Württemberg), 30 km (reebok, Baden-Württemberg), 28 km (reegeit, Graubünden) en 22 km (reebok, Graubünden). Uit andere onderzoeksgebieden zijn individuen bekend die hemelsbreed tot 220 km van de merkplek kwamen.

Afbeelding: DOOD IN HET VERKEER. Het wegverkeer speelt een grote rol als doodsoorzaak! FOTO: MANFRED DANEGGER

Doodsoorzaken
De meerderheid van de gerapporteerde reeën (omgekomen of geschoten) was tot twee jaar oud. Zelden leefde in de drie onderzoeksgebieden een ree langer dan 10 jaar, maar uitzonderingen waren mogelijk. De oudste reegeit was 20,5 jaar oud en de oudste reebok 17 jaar oud. Het sterftecijfer is bijzonder hoog bij jonge dieren. Uit eerdere studies met gemerkte reekalveren waaronder in Zwitserland weten we dat slechts ongeveer een derde van de reekalveren op het Zwitserse plateau tot november overleeft.
De doodsoorzaken van de gerapporteerde reeën zijn in de drie gebieden vergelijkbaar: 7-10% werd gedood door maaiers, 4-20% door verkeer en meer dan 50% van de reeën werd geschoten (max. 85%). (red. Onbekend is of er een relatie was tussen geschoten en andere doodsoorzaken.)
Vooral reekalveren worden gedood door maaien. Maar ook oudere dieren worden wel eens gedood door maaimachines, zoals o.a. werd waargenomen in Neder-Oostenrijk en Baden-Württemberg. De verdeling van dieren die in het verkeer worden gedood over het jaar verschilt tussen de onderzoeksgebieden. We zien dit vooral in de totalen en in het aantal jaarlingen. Dit kan worden verklaard door verschillen in het trekgedrag van reeën op lagere en hogere hoogte, in de dichtheid van het wegennet en het verkeer van de drie gebieden en/of door verschillende dichtheden aan reeën.
Om verkeersongevallen op zogenaamde "hotspots" te verminderen, wordt er, in delen van Neder-Oostenrijk, zo vroeg mogelijk in het jaar op éénjarige dieren gejaagd in de buurt van wegen. In Nederland is in 2024 een onderzoek door de provincies naar deze aanpak afgerond.

Oormerken
Ondanks de technische ontwikkeling van de afgelopen jaren met steeds kleinere en langer bruikbare telemetriezenders, is het merken van reekalveren met oormerken een praktische en kosteneffectieve methode om reeënpopulaties over een lange periode en over een groot gebied te observeren, maar ook om ze wetenschappelijk te onderzoeken. De terugmeldingen vormen slechts 16-21% van alle gemerkte dieren, wat te wijten is aan het ontbreken van informatie over de gemerkte dieren (met name niet door afschot gedode dieren worden niet gevonden of gemeld); Ook speelt het verlies van oormerken een rol. Toch geeft het grote aantal gemerkte dieren uit verschillende regio's een goed inzicht in het aanpassingsvermogen van de reeën.

Dit merken- en terugmeldonderzoek geeft inzicht in de dynamiek en gedragspatronen van de reeënpopulatie, die een regionaal aangepast beheer mogelijk maken. Tegelijkertijd kunnen goed opgezette projecten voor het merken van reekalveren worden gebruikt om gedragsveranderingen bij reeën op langere termijn als gevolg van externe effecten in een vroeg stadium op te sporen bijvoorbeeld door ander gebruik van habitats, toenemende predatie en/of uitbraak van dierziekten.

TABEL. Afstand gerapporteerde reeën tot merklokatie (kilometers hemelsbreed, 1980-1999).

Dankzegging: We willen alle natuurbeheerders, boswachters en jachtopzieners bedanken voor hun grote inzet bij het reeënmerken en -terugmelden.

Dit artikel is een samenvatting van onderstaande publicaties. Als je er meer over wilt weten, kun je de literatuur opvragen bij de auteurs of je vraag stellen via ons contactformulier.
Bronnen:
Das Reh immer gut für Überässungen
Rehwild; andere Länder, andere Sitten!
Ear-marking of roe deer fawns (Capreolus capreolus): Results of long-term studies in Central Europe

Cookies instellen