Reeën zorgen voor verrassingen en het krijgen van inzichten. Zo werd gedurende 10 jaar in Neder-Oostenrijk een reekalfmerk- en terugmeldproject uitgevoerd, dat er voor zorgde dat een zeer groot aantal reekalveren individueel te onderscheiden waren. De feedback over het verdere lot van deze reeën leidde tot zeer onthullende en soms verbazingwekkende bevindingen. Prof. Dr. Friedrich Reimoser, Ing. Josef Zandl en Daniel Winkler van het Research Institute of Wildlife Ecology van de Universiteit voor Diergeneeskunde Wenen vatten de resultaten samen. KcR vertaalde de inhoud en voegde daaran nieuwe bevindingen toe.
Om een aantal belangrijke vragen over reeën te verduidelijken is individuele identificatie van reeën in een zinvolle steekproef het middel bij uitstek. Dit resulteert bijvoorbeeld in exacte uitspraken over de geslachtsverhouding op het moment van zetten, over het gebruik van ruimte en sociale structuur, over de verschillende doodsoorzaken en de nauwkeurigheid van leeftijdsbepaling met conventionele methoden.
In een uitgebreid onderzoek werden in de loop van tien jaar in 14 Neder-Oostenrijkse districten in totaal 4026 reekalfjes gelabeld met oormerken.
(Als een ree als reekalf is gelabeld, is het onmiskenbaar gemerkt. Herkomst en leeftijd zijn dan bekend.)
Anno 2001, twaalf jaar na de voltooiing van het reeënmerk- en terugmeldproject was verdere feedback door het bemachtigen of vinden van reeën met een merk uit dit project niet langer te verwachten, zodat de definitieve resultaten van het project dat gezamenlijk is uitgevoerd door het Landes Jagdverband Niederösterreich en het Forschungsinstitut für Wildtierkunde und Ökologie beschikbaar zijn gekomen.
Om reekalveren te kunnen merken, moet je ze in de eerste twee weken van hun leven vinden. Daarna worden ze te mobiel en kunnen ze niet meer worden gepakt. De merkmomenten geven dus ook een goed overzicht van de duur van de geboorteperiode (zettijd) van reeën in het wild.
Lange geboorteperiode
De vroegste dag van merken in de 10 geboorteperioden was 22 maart, de laatste merk plaatsing was op 24 augustus. 98,7% van alle reekalfjes werd echter gemerkt in de maanden mei en juni, waarbij verreweg het grootste aandeel, 70,6%, viel tussen 21 mei en 10 juni (zie figuur 1). De geboorte kan op, gemiddeld, ongeveer een week voor het merk aanbrengen worden geaccepteerd.
Absoluut verbazingwekkend is de lange periode van ongeveer 5 maanden waarin de reekalveren worden gezet. Het duurde van maart tot augustus!
Over meer dan 634 gemerkte reeën kwam feedback. Dit komt overeen met een responspercentage van 15,7%. Dit percentage ligt iets boven het gemiddelde in vergelijking met andere Europese projecten waarin reeën zijn gemerkt.
Jong dood
34,8% van de gelabelde reeën werd gevonden als valwild of gedood voordat hun eerste levensjaar was voltooid (zie "K" voor "kalveren" in Tabel 1). Slechts 4,8% van de gemelde reeën was 6 jaar of ouder (zie tabel 1). Onder deze oudere reeën overheersten de geiten duidelijk met 73% tegenover de bokken met 27%. Het oudste gemelde ree was een vrouwtje (geit) van 13 jaar, het oudste mannetje (bok) was 9 jaar oud.
De geslachtsverhouding van de reekalfjes bij het aanbrengen van de merken was bijna in evenwicht: ongeveer 51% waren reebokkalveren, 49% waren reegeitkalveren.
Daarentegen was het aandeel bokken in de teruggemelde reeën totaal 58% (zie tabel 1). Waarvan tussen 59 en 73% een leeftijd van één tot vijf jaar had en de reekalveren en oudere reeën minder dan 50% was (zie tabel 1).
(In het bos worden reekalveren gevonden op plaatsen die beschermd zijn tegen zicht en weer.)
Doodsoorzaken
9,3% van de gemelde reeën werd gedood door maaiers, 20,3% werd slachtoffer van het wegverkeer, 51% werd doodgeschoten en van 19,3% (overig gevallen wild) was geen doodsoorzaak bekend (zie figuur 2).
Maaimachines waren niet alleen de doodsoorzaak voor reekalfjes, maar ook in enkele gevallen bij meerjarige exemplaren. Vooral één- en tweejarigen werden het slachtoffer van het wegverkeer (zie tabel 1). De reden: ten eerste komen ze vaker voor in de populatie als meerjarige dieren, en ten tweede - de belangrijkste reden - deze leeftijdsgroep migreert veel.
Reisbehoefte
De migratieafstand van de reeën van de plaats van merken tot de plaats waar ze zijn gedood of gevonden is, in slechts 20% van de gevallen, meer dan een kilometer in vogelvlucht (zie figuur 3). 2,1% van de reeën migreerde verder dan 20 kilometer. De langste afstanden werden afgelegd door een bok met 43 kilometer en een ree met 64 kilometer!
(Tussen oud gebladerte en verse varens schittert alleen het witte oormerk omdat camouflage kleuring van reekalfjes perfect is. Als een verdere strategie om roofdieren te vermijden, geven ze in de eerste dagen van hun leven heel weinig geur af.)
Hoe oud precies?
Om de werkelijke leeftijd van elk ree te bepalen, aan de hand van slijtage van tanden in de onderkaak, zijn tests uitgevoerd door ervaren keurmeesters van (jacht)trofeeën. Er waren 126 onderkaken aanwezig. 41 onderkaken werden onderzocht door 77 mensen, de overige 85 kaken door ten minste 18 mensen, wat resulteerde in een totaal van 5658 geschatte gevallen.
De nauwkeurigheid van de schattingen daalde van 79% voor stukken van één jaar oud tot 27% voor stukken van zes jaar en ouder (zie tabel 2). Als een schattingsfout van plus of min één jaar wordt getolereerd, was het trefferpercentage 98% voor eenjarige reeën, 87% voor tweejarigen, 75% voor vierjarigen en 64% voor zesjarigen en ouder. Dienovereenkomstig is het aandeel schattingsfouten in de leeftijdsgroep van 2 of meer jaar gestegen tot 36% voor de oude reeën (zie tabel 2).
Reeën: verschillende landen, verschillende gebruiken!
– Resultaat van een internationale studie.
Het grote aantal gemerkte dieren uit verschillende regio's maakt een goed inzicht mogelijk in het aanpassingsvermogen van de reeën. Het merken van reekalveren geeft inzicht in de dynamiek en gedragspatronen van de reeënpopulatie, die op hun beurt een regionaal aangepast beheer mogelijk maken. Het labelen van reekalveren met oormerken is een eenvoudige, goedkope en gevestigde methode om diepgaand inzicht te krijgen in het aanpassingsvermogen van reeën.
Uit de evaluatie van gemerkte reekalveren in Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk blijkt dat het gedrag en de ecologie van reeën sterk kunnen verschillen van regio tot regio.
Labelen met oormerken van reekalveren bestaat al meer dan honderdtien jaar. De eerste projecten begonnen om meer te weten te komen over de inheemse reeën. Tegenwoordig wordt het ree beschouwd als een van de best onderzochte inheemse wilde diersoorten, en veel vondsten komen van de merk- en terugmeldonderzoeken. In de studies die wij vertaalden is informatie van 11.362 reekalveren gebruikt die tussen 1980 en 1999 in Neder-Oostenrijk, Baden-Württemberg en verschillende kantons van Zwitserland waren gemerkt om regionale verschillen in geboorteperiode, ruimtegebruik en doodsoorzaken te identificeren.
Lange geboorteperiode
De geboortedatums vertonen een hoge synchroniciteit, aangezien meer dan 95% van de reekalveren in de maanden mei en juni werd gemerkt. Maar er was ook een grote tijdsspanne, want het eerste reekalf werd in maart geboren (gezet) en de laatste in augustus. De gemiddelde datum van merk aanbrengen was in Zwitserland aanzienlijk later dan in Neder-Oostenrijk en Baden-Württemberg. Dit kan worden verklaard door het merken op hogere hoogteniveaus waar de later vegetatieontwikkeling de laat geboren reekalveren instaat stelt te overleven. De grote tijdspanne van geboortes en de vegetatieontwikkeling maakt dat de reeën in de best mogelijke omstandigheden overleven – in dit geval de hoge voedingswaarde in de planten.
Klein leefgebied
De migratieafstand van de reeën vanaf het punt van merk aanbrengen tot de plaats van overlijden was hemelsbreed minder dan 5 km in meer dan 80% van de gevallen, wat de hoge mate van locatietrouw van de reeën bevestigd. De gevonden afstanden komen overeen met de afstand (hemelsbreed) tussen de locatie van merk aanbrengen en de waarneming van het gemerkte dier. De werkelijk afgelegde afstand wordt onderschat. In tegenstelling tot Neder-Oostenrijk en Baden-Württemberg werd meer dan de helft van de reeën in Zwitserland verder dan een kilometer van hun merklocatie gevonden. Hier speelt de grote variatie in het terrein met diepe dalen en hoge bergen een belangrijke rol. In de winter migreren reeën bijvoorbeeld naar lagere hoogten om hoge sneeuw te vermijden om in het voorjaar de vegetatieontwikkeling naar de grotere hoogten te volgen. Als gevolg hiervan hebben reeën die op die grote hoogte zijn gemerkte - wat veel Zwitserse reeën waren - langere gemiddelde afstanden dan dieren op lagere hoogten. Individuele reeën reisden echter zoals we al eerder konden lezen ver. De records tijdens de onderzoeksperiode waren 64 km (reegeit, Neder-Oostenrijk), 43 km (reebok, Neder-Oostenrijk), 50 km (reegeit, Baden-Württemberg), 30 km (reebok, Baden-Württemberg), 28 km (reegeit, Graubünden) en 22 km (reebok, Graubünden). Uit andere onderzoeksgebieden zijn individuen bekend die hemelsbreed tot 220 km van de merkplek kwamen.
Afbeelding: DOOD IN HET VERKEER. Het wegverkeer speelt een grote rol als doodsoorzaak! FOTO: MANFRED DANEGGER
Doodsoorzaken
De meerderheid van de gerapporteerde reeën (omgekomen of geschoten) was tot twee jaar oud. Zelden leefde in de drie onderzoeksgebieden een ree langer dan 10 jaar, maar uitzonderingen waren mogelijk. De oudste reegeit was 20,5 jaar oud en de oudste reebok 17 jaar oud. Het sterftecijfer is bijzonder hoog bij jonge dieren. Uit eerdere studies met gemerkte reekalveren waaronder in Zwitserland weten we dat slechts ongeveer een derde van de reekalveren op het Zwitserse plateau tot november overleeft.
De doodsoorzaken van de gerapporteerde reeën zijn in de drie gebieden vergelijkbaar: 7-10% werd gedood door maaiers, 4-20% door verkeer en meer dan 50% van de reeën werd geschoten (max. 85%). (red. Onbekend is of er een relatie was tussen geschoten en andere doodsoorzaken.)
Vooral reekalveren worden gedood door maaien. Maar ook oudere dieren worden wel eens gedood door maaimachines, zoals o.a. werd waargenomen in Neder-Oostenrijk en Baden-Württemberg. De verdeling van dieren die in het verkeer worden gedood over het jaar verschilt tussen de onderzoeksgebieden. We zien dit vooral in de totalen en in het aantal jaarlingen. Dit kan worden verklaard door verschillen in het trekgedrag van reeën op lagere en hogere hoogte, in de dichtheid van het wegennet en het verkeer van de drie gebieden en/of door verschillende dichtheden aan reeën.
Om verkeersongevallen op zogenaamde "hotspots" te verminderen, wordt er, in delen van Neder-Oostenrijk, zo vroeg mogelijk in het jaar op éénjarige dieren gejaagd in de buurt van wegen. In Nederland is in 2024 een onderzoek door de provincies naar deze aanpak afgerond.
Oormerken
Ondanks de technische ontwikkeling van de afgelopen jaren met steeds kleinere en langer bruikbare telemetriezenders, is het merken van reekalveren met oormerken een praktische en kosteneffectieve methode om reeënpopulaties over een lange periode en over een groot gebied te observeren, maar ook om ze wetenschappelijk te onderzoeken. De terugmeldingen vormen slechts 16-21% van alle gemerkte dieren, wat te wijten is aan het ontbreken van informatie over de gemerkte dieren (met name niet door afschot gedode dieren worden niet gevonden of gemeld); Ook speelt het verlies van oormerken een rol. Toch geeft het grote aantal gemerkte dieren uit verschillende regio's een goed inzicht in het aanpassingsvermogen van de reeën.
Dit merken- en terugmeldonderzoek geeft inzicht in de dynamiek en gedragspatronen van de reeënpopulatie, die een regionaal aangepast beheer mogelijk maken. Tegelijkertijd kunnen goed opgezette projecten voor het merken van reekalveren worden gebruikt om gedragsveranderingen bij reeën op langere termijn als gevolg van externe effecten in een vroeg stadium op te sporen bijvoorbeeld door ander gebruik van habitats, toenemende predatie en/of uitbraak van dierziekten.
TABEL. Afstand gerapporteerde reeën tot merklokatie (kilometers hemelsbreed, 1980-1999).
Dankzegging: We willen alle natuurbeheerders, boswachters en jachtopzieners bedanken voor hun grote inzet bij het reeënmerken en -terugmelden.
Dit artikel is een samenvatting van onderstaande publicaties. Als je er meer over wilt weten, kun je de literatuur opvragen bij de auteurs of je vraag stellen via ons contactformulier.
Bronnen:
Das Reh immer gut für Überässungen
Rehwild; andere Länder, andere Sitten!
Ear-marking of roe deer fawns (Capreolus capreolus): Results of long-term studies in Central Europe