door: Liesbeth Verwoerd
In bos of houtwal
Op een wildakker, weitje, es of open veld
Misschien vlakbij boerderijen
Langs stille zandpaden en boswegen
Tussen adelaarsvarens, dichte sparren,
natte heide of wuivend graan.
In de vroege ochtend, midden op de dag,
klokslag acht uur, of pas tegen de avondschemering
's Avonds na een zware regenbui
Als de zon onder gaat en de lucht rood kleurt
Langs een wissel
Ranke lopers bewegen zich voort
Knabbelend aan kruiden en knoppen
Het ziet een mals blaadje,
een korte ruk en het twijgje zwiept kaal terug
Het is geheel in haar element
Een rode schicht
Plotseling staat hij in het veld
Onopgemerkt is hij gekomen
Vuurrood staat hij daar, ineens
Het geweitje reikt tot ver boven het gehoor
Zes blanke enden schitteren als zilver in het licht
Krachtig alert
Laveiend trekt hij verder,
werpt zijn kop op en zekert
Zijn warme lichaam dampt
Oorschelpen draaien in alle richtingen
Met de windvang in de lucht snuift hij alle geuren op
Twee grote kijkers
Ze kijken je nieuwsgierig en verwijtend aan
Een glimmende zwarte windvang
Sierlijke bewegingen
Het is het mooiste dier
Twee fietsers
Een trimmer of wandelaar
In een glimp is hij verdwenen
De mensen hebben niets gezien