In november 1994 besloot de directie van het Nationaal Park De Hoge Veluwe onder druk van de nationale overheid de wildbaan uit te breiden van 3800 ha tot 5000 ha in verband met de voorbereiding van de Flora- en faunawet.
Deze bepaalde dat grote herbivoren alleen als `wild' werden aangemerkt, mits ze in leefgebieden leefden die groter dan 5000 ha zouden zijn. De extra 1200 ha werden betrokken uit de deelgebieden Hoenderloo (800 ha) en Kemperberg (400 ha) door de rasters te verwijderen. Door het verwijderen van de rasters kregen de circa 275 edelherten, 270 moeflons en 50 wilde zwijnen de mogelijkheid gebruik te maken van die leefomgevingen. Die gebieden, bestaan uit voornamelijk loof- en naaldbossen op voedselrijkere gronden. Die werden tot op dat moment alleen door reeën bewoond. Deze vergroting van het leefgebied bood unieke kansen voor onderzoek. Naast effecten op de vegetatie kon het effect van introductie van nieuwe herbivoren op de reeënpopulaties in Hoenderloo en Kemperberg worden onderzocht.
In samenwerking met de Universiteit Wageningen zijn sindsdien de bewegingen van de grote herbivoren in het Nationaal Park op de voet gevolgd. Van 1994 tot en met 1997 werden intensieve tellingen vanuit auto's op vaste transecten georganiseerd als ook onderzoek aan exclosures. Deze door rasters beschermde stukken vegetatie van 15 x 30 m leverden interessante onderzoeksgegevens op.
Figuur 1: Populatie dichtheden van de herbivoren van 1995-1997. (gem. dichtheid / 100 ha)
- driehoek = Wildbaan
- vierkant = Kemperberg
- cirkel = Hoenderloo
Uit de telgegevens (Fig. 1) bleek dat het edelhert vrijwel direct na verwijdering van de tussenrasters de nieuwe leefgebieden in Hoenderloo en Kemperberg koloniseerde. Sommige groepen herten bleken een permanente stek te veroveren terwijl andere, vooral hinden en jonge dieren permanent bleken te pendelen tussen de voormalige wildbaan en de nieuwe leefgebieden. Dit pendelen gebeurde met name `s nachts. Even na sluitingstijd van het park voltrok zich deze tijdelijke volksverhuizing, om vlak voor openingstijd weer veilig terug te keren in de rustgebieden van de voormalige wildbaan.
Min of meer analoog aan de kolonisatie van edelherten voltrok zich een duidelijke dichtheidsverlaging van de reeënpopulatie in Hoenderloo. Juist hier, waar zich ook de meeste edelherten bevonden!
De tellingen van moeflons en wilde zwijnen leverde niet veel schokkende verschuivingen in het park op. Vooral moeflons bleken gewoon in de voormalige wildbaan te blijven, terwijl het wilde zwijn, hoewel zeer onregelmatig, af en toe de bossen van Hoenderloo en Kemperberg verkoos boven de voormalige wildbaan.
Toen we vervolgens het habitatgebruik (Fig. 2) onder de loep namen, gebaseerd op keuteltellingen op vaste plaatsen, bleek dat inderdaad de edelherten vooral in de voedselrijke loofbossen en naaldbossen van Hoenderloo en Kemperberg foerageerden.
Figuur 2: Habitat gebruik van de herbivoorsoorten. (gem. percentage keutelhopen)
- paars = heide
- geel = vliegdennenbos
- groen = dennen-sparrenbos
- rood = eiken-beukenbos
De reeën verlieten deze bossen naar verhouding steeds meer en gingen zelfs in het vliegdennenbos en op de heide foerageren. Ook moeflons bleken niet meer zo plaatsgebonden aan vooral heide maar vertoonden een toename in het vliegdennenbos. Wilde zwijnen bleken zeer onregelmatig te foerageren in alle habitattypen.
Vervolgens bestudeerden we de fitness van reeën, gemeten als de verhouding van het aantal kalveren op het aantal geiten in het vroege voorjaar. Dit getal geeft zowel informatie over de reproductie van reeën alsmede de overleving van reekalveren. Van de lange termijntrend in Hoenderloo (Fig. 3) is goed te zien dat deze fitness afneemt na 1995, het jaar waarin de kolonisatie van edelherten begon. Ook de gewichten van geschoten edelhertkalveren bleek toe te nemen na de verwijdering van de rasters in 1995.
Figuur 3 (reconstructie): Het verloop van de fitness van de reeënpopulaties. De stippellijn geeft het moment van rasterverwijdering aan.
- driehoek = Wildbaan
- vierkant = Kemperberg
- cirkel = Hoenderloo
Discussie: Bovenstaande verklaringen zijn mogelijke oorzaken van de hele beweging die zich voltrok na vergroting van het leefgebied van de edelherten. Ondanks het feit dat reeën en edelherten een verschillende type herbivoor zijn, respectievelijk een browser en een intermediate feeder blijkt dus wel degelijk dat ze elkaar in de weg kunnen zitten. Niet alleen directe concurrentie op basis van voedsel (browsing) of sociale intolerantie maar ook indirecte gevolgen van habitatmodificatie (verandering van leefomgeving) kunnen een belangrijke rol spelen tussen beide herbivoren.
Conclusies: Uit onze onderzoeksgegevens bleek overduidelijk dat er diverse interacties waren tussen de soorten grote herbivoren. Vooral de interactie tussen ree en edelhert gaf aanleiding tot nadenken. Direct na aankomst in de bossen van Hoenderloo en Kemperberg lieten de mannelijke edelherten zich gelden. In zeer korte tijd verwoestten zij de struiklaag, bestaande uit voornamelijk lijsterbes en vuilboom, door deze struiken te aan te vreten, te knikken, te schillen en te vegen. Dit machogedrag had duidelijk een functie, de zeer smakelijke en vooral mineraalrijke struiken werden op deze wijze goed toegankelijk gemaakt. Vooral mannelijk dieren hebben relatief veel calcium, magnesium en fosfor nodig voor o.a. de jaarlijkse opbouw van het gewei. Het voedselaanbod in de nieuwe gebieden was duidelijk hoger dan in de `uitgeputte voormalige wildbaan' waardoor de migratie van edelherten een logische consequentie was. Het gevolg was dat reeën met een heel ander leefgebied te maken kregen. Niet alleen liepen er vreemde en veel grotere herten rond maar ze sloopten ook nog eens hun geliefkoosde voedselplanten! Bovendien werd hun aanwezigheid veel meer opgemerkt door de afbraak van dekking. Kortom, in korte tijd nam de kwaliteit van hun habitat sterk af. Bokken, als territoriale dieren bleken hier bovenal van te lijden. Veel bokken bleven volharden hun territorium te verdedigen terwijl steeds weer de stress toenam door de aanwezigheid van edelherten. Geiten bleken flexibeler met deze stress om te gaan door te verhuizen naar nieuwe habitatten. Ook zou de komst van wilde zwijnen wel eens een negatief effect gehad kunnen hebben op de overleving van kalveren in Hoenderloo en Kemperberg door predatie. De verschuiving van edelherten naar de nieuwe bossen leverde moeflons een voordelige situatie op. Nu de edelherten `s nachts vertrokken uit de vliegdennenbossen konden ze gebruik maken van de dichte grasmat met bochtige smele om te grazen.
Natuurlijk is de uitkomst van deze wisselwerking sterk afhankelijk van het voedselaanbod in het gebied. Toch moet, bij toekomstige uitbreiding van leefgebieden van grote herbivoren de interactie tussen herbivoren en de gevolgen voor de reeënpopulatie zeer serieus genomen worden.
bron: Tijdschrift voor reewildbeheer, 9e jaargang, nr. 32 December 2001 ISSN: 0929-1091